top of page

Persoonlijke Relaties met Geschiedenis

Niet iedereen is geïnteresseerd in geschiedenis als schoolvak, maar veel mensen zijn wel geïnteresseerd in een vaak persoonlijk verleden. Vaak ligt dit dicht bij huis, familie of gemeenschap. Wat kan de publiekshistoricus hier mee?


In de jaren 90 verscheen een nu klassiek onderzoek over de verbinding van mensen met geschiedenis en verleden: The Presence of the Past. Popular Uses of History in America. In dit grootschalige onderzoek hebben Roy Rosenzweig en David Thele, met behulp van studenten, onderzoek gedaan naar wat de ‘gemiddelde’ Amerikaan zijn relatie is tot het verleden/geschiedenis. Bijna anderhalf duizend mensen zijn gebeld in 1994 om zo een representatief mogelijk beeld te krijgen van deze wel of niet bestaande verbinding met geschiedenis. De resultaten van dit onderzoek zijn anno 2021 nog steeds interessant voor Publiekshistorici omdat zij een beeld geven over wat voor soort geschiedenis mensen boeien, hoe ze verbonden zijn met het verleden en wat wij als historici daar mee kunnen. Het onderzoek slaat ook aan bij het concept History Workshop van vorige week, waarin het publiek participant in historische projecten wordt.


Een bijzondere vondst was dat de ondervraagde mensen altijd wel interesse hadden met het verleden, maar vaak op een kleinschalige manier. Wat ik hiermee bedoel is dat de groep respondenten zich vooral bezigheid met eigen geschiedenis: familie, gemeenschap en/of etnische geschieden. Mensen voelden zich verbonden met dit verleden, waarbij boeken, televisie/film en onderwijs onderaan de lijst stonden als verbindende factor. Een leuke parallel hier is een oude tekst van Carl Becker uit 1932, waarin hij beschrijft hoe de gemiddelde ‘Mr. Everyman’ zich altijd wel bezighoudt met het verleden, of het nou klusjes zijn of het oplossen van zijn eigen problemen.


Maar een Amerikaans onderzoek van ruim 25 jaar geleden brengt natuurlijk wel wat problematiek met zich mee: Nederlanders gaan wellicht anders om met het verleden en geschiedenis dan Amerikanen, en tegenwoordig is de toegang tot het verleden bijna openbaar voor iedereen met de oneindige collecties van het internet. Ondanks de verschillen zie ik in mijn omgeving en in Nederland desondanks dezelfde interesses.


Het televisieprogramma Verborgen Verleden van de NPO komen bekende Nederlanders aan bod die, samen met professionele historici, opzoek gaan naar hun voorouders en stamboom. Niet alleen BN’ers vinden dit boeiend, maar ook de mensen die kijken waaronder mijn eigen ouders. Mijn vader houdt sinds een familiereünie een aantal jaar geleden, een stamboom bij. Hij is teruggekomen tot de 18de eeuw in onderzoek naar mijn moeders familienaam. Zie foto. Via het internet kan dat nu makkelijker met databases van het Centrum voor Familiegeschiedenis bijvoorbeeld. Daarnaast is met DNA-onderzoek mogelijk om te traceren wat de genetische wortels zijn van mensen, wat veel wordt gebruikt. Misschien is het iets van deze tijd, of een algemene drang van de mens om te weten waar ze vandaan komen, wie we zijn, waar we bij horen en wat dat wellicht over onze toekomst kan vertellen.


Maar ondanks deze herkenbare voorbeelden zitten er ook een aantal kanttekeningen aan het onderzoek aanwezig. In de volgende Post reflecteer ik op deze tekortkomingen en het concept Populair History Making.


Literatuur:

Roy Rosenzweig, David Thelen, The Presence of the Past. Popular Uses of History in American Life (New York 1998) 15-36, 177-207.


Carl Becker, ‘Everyone His Own Historian’, American Historical Review 37 (1932) 221-236.


bottom of page